KLIMREK

Systeemanalyse fruit 

Een eerste stap in het klimaattraject fruit is het uitvoeren van een systeemanalyse. Daarbij worden alle systemen, processen en praktijken in kaart gebracht die ecologisch en/of economisch relevant zijn en plaats kunnen vinden op een Vlaams fruitbedrijf. Meer specifiek focussen we in deze systeemanalyse op een fruitbedrijf met appelen en peren in laagstamboomgaarden. Deze oefening maakten we in co-creatie met stakeholders uit de fruitteeltsector. Het schema en de oplijsting van processen en praktijken zullen als basis dienen voor de verdere uitwerking van de klimaatscan, maar kunnen nog verder evolueren naarmate we nieuwe inzichten verwerven in de loop van het klimaattraject.  

 We evalueren de impact van het fruitbedrijf van ‘cradle-to-gate’, wat inhoudt dat we de impact van alle processen meenemen die plaatsvinden vanaf de extractie van natuurlijke grondstoffen tot op het moment dat het product het bedrijf verlaat. Al deze processen vallen binnen wat in levenscyclusanalyse de ‘systeemgrens’ genoemd wordt. Binnen deze systeemgrens onderscheiden we 2 systemen: het achter- en het voorgrondsysteem.  

Systeemanalyse fruit

 Het achtergrondsysteem omvat alle inputs (zoals energie, water en producten) en infrastructuur (machines en gebouwen) die het fruitbedrijf binnenkomen en nodig zijn voor de teelt, bewaring en aflevering van producten. De klimaatimpact van processen in het achtergrondsysteem becijferen we a.d.h.v. gegevens uit databanken. Denk hierbij aan de klimaatimpact van de productie van een tractor, inclusief de impact van de afvalverwerking op het einde van zijn levensduur.  

Het voorgrondsysteem komt overeen met het fruitbedrijf zelf. Hierbinnen onderscheiden we zeven deelsystemen: Aanplant boomgaard, Jaarlijkse teeltpraktijken, Afbraak boomgaard, Bewaren, Sorteren, Verpakken, en Koolstofbalans. Om de klimaatimpact van de processen die onder elk van deze deelsystemen vallen te bepalen, maken we zoveel mogelijk gebruik van bedrijfsspecifieke data. Die data halen we uit de boekhouding, teeltregistratie, verzamelaanvraag en mestbankaangifte van het bedrijf en uit de bevraging van de tuinbouwer. Ontbrekende data schatten we in met de informatie voor handen, bijvoorbeeld voor data rond emissies die met mesttoediening op het veld gepaard gaan.  

 

Per deelsysteem bekijken we de processen die erin plaatsvinden en de bijbehorende input- en outputstromen, die zowel materieel als energetisch kunnen zijn. Sommige stromen komen van of gaan buiten de boerderijgrenzen, andere stromen lopen tussen (processen van) deelsystemen. Elke stroom wordt gekwantificeerd.  

1. Aanplant boomgaard

Het Voorbereidend veldwerk omvat alle grondbewerkingen nodig om het perceel klaar te maken voor de aanplant van de boomgaard. Hieronder valt o.a. ploegen, niet-kerende bodembewerking, bodemontsmeting, bemesting, bekalken en drainering.  

De Aanplant van de boomgaard omvat het plaatsen van steunmateriaal en een irrigatiesysteem, de aanvoer en het planten van de jonge boompjes, en het inzaaien van gras of klavermengsel en eventueel bloemenstroken of (gemengde) hagen. De eerste bemesting en watergift wordt hier ook in rekening gebracht. De mogelijke toediening van organische mest kan leiden tot koolstofopbouw en dient zo als input voor deelsysteem koolstofbalans

De impact van de processen gelinkt aan de aanplant van de boomgaard wordt afgeschreven over de levensduur van de boomgaard. Dat is een 15-tal jaar voor appelboomgaarden en een 40-tal jaar bij perenboomgaarden. 

2. Jaarlijkse teeltpraktijken

Jaarlijkse teeltpraktijken omvat alle processen die in de boomgaard plaatsvinden. We onderscheiden acht subsystemen: 

  • Gewasbescherming: omvat chemische, mechanische en biologische processen die met plaag-, ziekte- en onkruidbestrijding te maken hebben.  
  • Bemesten en bekalken: omvat naast de hoeveelheid en het type bemesting (organisch of anorganisch) ook de wijze van mesttoediening. Tevens wordt bekalking hier in rekening gebracht en bladvoedingen (combinatie met gewasbescherming is mogelijk). Mestopslag rekenen we bij dierlijke en niet bij plantaardige productie. 
  • Maaien: omvat alle handelingen die worden uitgevoerd bij het maaien.  
  • Irrigatie en drainage: omvat alle processen die te maken hebben met het irrigeren van gewassen (combinatie met fertigatie is mogelijk) en het draineren van percelen.  
  • Vorstbestrijding: omvat passieve (o.a. hagelnetten, regenkappen, bladbespuitingen) en actieve (o.a. paraffinepotten, boven- en onderkroonsberegening, warme luchtkanonnen, windmachines) bestrijdingsmethoden. 
  • Snoeien: omvat het manueel snoeien (a.d.h.v. pneumatische of elektrische of een gewone snoeischaar) van de bomen en het mechanisch snoeien van koppen en kanten. Tevens wordt wortelsnoei en het inzagen van bomen met een kettingzaag in rekening gebracht. Het snoeimateriaal blijft typisch liggenin het perceel en wordt typisch geborsteldveegd en/of geklepeld.  
  • Vruchtdunning: omvat de chemische bespuitingen voor vruchtzetting en, vruchtdunning en kwaliteitsdunning. De processen nodig voor manuele vruchtdunning/ kwaliteitsdunning worden ook in rekening gebracht. 
  • Plukken: omvat het oogsten van het fruit. Voor de benedenstrook broek van de boom kan dit manueel met een pluktrein, uitgereden paloxen of trekkarretje/slee. Voor de bovenstrook koppen kan dit manueel met plukwagen of, plukladder of plukstelling. Beide strokenDe volledige boom tegelijk kan met een Pluk-O-Trak of aangepaste plukwagen geoogst worden. Tevens wordt het transport van het geoogste fruit tot op het tuinbouwbedrijf in rekening gebracht.  
  • Overige teeltpraktijken 

 Eigen en gepachte gronden vormen een algemene input voor het deelsysteem teeltpraktijken. Transport van, naar en bewerkingen met machines op het veld en de bijhorende input brandstof en infrastructuur (tractoren, machines en werktuigen), zit in elk van de acht subsystemen vervat. Daarnaast vragen een aantal van de subsystemen om specifieke inputs. Inputs specifiek voor gewasbescherming zijn gewasbeschermingsmiddelen en water voor het aanmaken van de sproeivloeistof. Bemesting en bekalking vereist input van organische en anorganische meststoffen en kalk. Voor Irrigatie en drainage kan elektriciteit als input nodig zijn voor het aandrijven van pompen en/of sproeisystemen en vormen ook water en specifieke infrastructuur (irrigatie- en drainagesysteem) inputs die deel uitmaken van het voorgrondsysteem.

De belangrijkste outputstroom van het deelsysteem teeltpraktijken die binnen de systeemgrenzen blijft, is het geoogste product dat op het bedrijf en/of extern bewaard (input voor deelsysteem bewaren), gesorteerd (input voor deelsysteem sorteren) en/of verpakt (input voor deelsysteem verpakken) wordt. Ook de koolstofopbouw die volgt uit de handelingen binnen dit deelsysteem is een output die binnen de systeemgrenzen blijft (input voor deelsysteem koolstofbalans). Daarnaast brengen teeltpraktijken ook outputs voort die de systeemgrenzen verlaten. Daaronder vallen co-producten als hout of andere gevaloriseerd organisch metariaal. Daarnaast zijn ook emissies die gepaard gaan met brandstof- en elektriciteitsverbruik en emissies bij toepassing van bemesting en gewasbescherming outputs van de teeltpraktijken. Ook de indirecte emissies verbonden aan de productie van machines, werktuigen, meststoffen, gewasbeschermingsmiddelen en vorstbestrijdingsmiddelen worden als outputs van dit deelsysteem beschouwd.   

3. Afbraak boomgaard

De afbraak van de boomgaard omvat het infrezen van wortels en het verhakselen van oude bomen. De verhakselde bomen worden verbrand, vergist of ingebracht in de bodem. Deze handelingen kunnen leiden tot koolstofopbouw en zo als input voor deelsysteem koolstofbalans. Verder wordt het steunmateriaal verwijderd. Net zoals bij de aanplant wordt de impact van de processen gelinkt aan de afbraak van de boomgaard afgeschreven over de levensduur van de boomgaard. 

4. Bewaren

Onder bewaring vallen alle processen die plaatsvinden vanaf het moment dat het product de bewaarloods binnenkomt tot wanneer het product opnieuw wordt verplaatst. De bewaring vindt plaats in koelcellen op het fruitbedrijf zelf, bij de veiling of extern. Het Vlaams Centrum voor Bewaring van Tuinbouwproducten (VCBT) geeft de plukdata en bewaarregimes door. 

De bewaring start met een voorkoeling waarna het fruit voor een langere periode opgeslagen wordt in koelcellen. De bewaring vindt standaard plaats bij zijn Ultra Low Oxygen (ULO) en in mindere mate bij Dynamic Controlled Atmosphere (DCA). Freon wordt standaard gebruik als koelmiddel, maar momenteel vindt er een overschakeling plaats naar ammoniak en CO2 als koelmiddel. 

Tijdens de bewaring wordt mogelijks een fungicidebehandeling toegepast (indien deze niet vooraf in de boomgaard plaatsvond en daardoor deel uitmaakt van het deelsysteem Gewasbescherming). Tevens wordt er SmartFresh verneveld, waarbij frequent frigokalk gebruikt wordt om CO2 te capteren. De bewaring kan van enkele dagen tot één jaar duren.

Inputs omvatten dus de bewaarinfrastructuur (bewaarloods, ventilatoren, koelingsinstallatie), energie (brandstof- en elektriciteitsgebruik bij ventilatie, koeling en toepassing kwaliteitsverbeteraars) en fungicide- en kwaliteitsverbeteraars met hun bijhorende handelingen. Outputs van dit deelsysteem die binnen de systeemgrenzen blijven, zijn de bewaarde producten, die als input dienen voor het deelsysteem sorteren. De  emissies die gepaard gaan met brandstof- en elektriciteitsverbruik, alsook de indirecte emissies gekoppeld aan de productie van de bewaarinfrastructuur, machines en kwaliteitsverbeteraars zijn outputs.  

5. Sorteren

Sorteren vindt plaats op het fruitbedrijf zelf, bij de veiling of extern. Er kan zowel een droge sortering (via een elektrische sorteerband) als een natter sortering (met leidingwater of geanalyseerd putwater) plaatsvinden. Het fruit wordt gesorteerd op basis van klasse, maat en eventueel kleur.

Inputs omvatten energie- en waterverbruik. Outputs van dit deelsysteem die binnen de systeemgrenzen blijven, zijn de bewaarde producten, die als input dienen voor het deelsysteem verpakken of in bulk verkocht worden. De  emissies die gepaard gaan met energieverbruik, alsook de indirecte emissies gekoppeld aan de productie van de sorteringsinfrastructuur en machines zijn outputs. Voedselverliezen kunnen een afvalstroom vormen of nog gevalideerd worden als co-product.

6. Verpakken

De processen die onder dit laatste deelsysteem vallen zijn het verpakken en afleveren van het product. Machines voor het verpakken worden hier in rekening gebracht, alsook de benodigde energie en verpakkingsmaterialen. Ook brandstof verbruikt bij het transport tot aan de afnemer (al dan niet uitgevoerd door de landbouwer zelf) wordt meegenomen. De outputstromen omvatten het afgeleverde product, naast de emissies door brandstof- en elektriciteitsverbruik en de indirecte emissies gekoppeld aan de productie van verpakkingsmaterialen en infrastructuur. 

7. Koolstofbalans

Binnen dit deelsysteem worden alle processen uit de teeltpraktijken en de aanplant/afbraak van de boomgaard meegenomen die voor veranderingen in het bodem organische koolstofgehalte kunnen zorgen. Hieronder valt de aanbreng van organische materiaal via bemesting, maaibeheer, snoeirestenbeheer, oogstrestenbeheer en oude bomen en hun wortels. Ook de koolstofaanbreng van de bomen zelf wordt meegenomen. Naast veranderingen in bodem organische koolstof nemen we in dit subsysteem ook koolstofopslag in biomassa mee. Daaronder valt koolstof opgeslagen in kleine landschapselementen zoals houtkanten, akkerranden en hagen. De inputs voor dit deelsysteem komen uit het deelsysteem teeltpraktijken. De outputs zijn negatieve CO2-emissies, wat inhoudt dat de processen onder dit subsysteem CO2 uit de atmosfeer vastleggen in de bodem en in biomassa en daardoor de klimaatimpact van het bedrijf verlagen.