KLIMREK

Systeemanalyse vollegrondsgroenten 

Een eerste stap in het klimaattraject voor groenten is het uitvoeren van een systeemanalyse. Daarbij worden alle systemen, processen en praktijken in kaart gebracht die ecologisch en/of economisch relevant zijn en plaats kunnen vinden op een Vlaams tuinbouwbedrijf met vollegrondsgroenten. Deze oefening maakten we in een focusgroep met teeltadviseurs en groentetelers. Het schema en de oplijsting van processen en praktijken zullen als basis dienen voor de verdere uitwerking van de klimaatscan, maar kunnen nog verder evolueren naarmate we nieuwe inzichten verwerven in de loop van het project.  

We evalueren de milieu-impact en in het bijzonder de klimaatimpact van het tuinbouwbedrijf van ‘cradle-to-gate’, wat inhoudt dat we de impact van alle processen meenemen die plaatsvinden vanaf de extractie van natuurlijke grondstoffen tot op het moment dat het product het tuinbouwbedrijf verlaat. Al deze processen vallen binnen wat in levenscyclusanalyse de ‘systeemgrens’ genoemd wordt. Binnen deze systeemgrens onderscheiden we 2 systemen: het achter- en het voorgrondsysteem.  

Systeemschema groenten

Het achtergrondsysteem omvat alle inputs (zoals energie, water en zaaigoed) en infrastructuur (machines en gebouwen) die het tuinbouwbedrijf binnenkomen en die nodig zijn voor de teelt, bewaring en aflevering van producten. De klimaatimpact van processen in het achtergrondsysteem becijferen we a.d.h.v. gegevens uit databanken. Denk hierbij aan de klimaatimpact van de productie van een tractor, inclusief de impact van de afvalverwerking op het einde van diens levensduur.  

Het voorgrondsysteem komt overeen met het tuinbouwbedrijf zelf. Hierbinnen onderscheiden we 4 deelsystemen: gewasbeheer, koolstofbalans, bewaring en aflevering van het product. Om de klimaatimpact van de processen die onder elk van deze deelsystemen vallen te bepalen, maken we zoveel mogelijk gebruik van bedrijfsspecifieke data. Die data halen we uit de teeltfiches, verzamelaanvraag, lastenboeken, boekhouding en uit bevraging van de landbouwer. Ontbrekende data schatten we in met de informatie voor handen, dit gebeurt bijvoorbeeld bij data rond emissies die met mesttoediening op het veld gepaard gaan.  

Per deelsysteem bekijken we de processen die erin plaatsvinden en de bijbehorende input- en outputstromen, die zowel materieel als energetisch kunnen zijn. Sommige stromen komen van buiten of gaan buiten de systeemgrenzen, andere stromen lopen tussen (processen van) deelsystemen. Elke stroom wordt gekwantificeerd. Belangrijk hierbij is dat we niet enkel kijken naar de hoofdteelten, maar dat we ook de groenbedekker/-bemesters/voorteelt meenemen.  

1. Gewasbeheer

Gewasbeheer omvat alle processen die op het veld plaatsvinden. We onderscheiden 7 subsystemen: 

  • Voorbereidend veldwerk: omvat alle grondbewerkingen nodig om het perceel zaai- of plantklaar te maken. Hieronder vallen o.a. het onderwerken van de groenbedekker, kerende of niet-kerende zaaibedbereiding (i.f.v. textuur en teelt), het trekken van ruggen en leggen van plastic. Deze voorbereidingen kunnen ook in 1 werkgang met planten of zaaien gebeuren.   
  • Bemesten en bekalken: omvat naast de hoeveelheid en het type bemesting (organische, anorganische of herwonnen meststoffen) ook het tijdstip en de wijze van mesttoediening (via sleepslangen, injectie, breedwerpig uitspreiden, rijen-, blad-, band-of precisiebemesting). Ook bekalking wordt hier in rekening gebracht. Mestopslag rekenen we bij plantaardige productie van zodra de mest op het tuinbouwbedrijf toekomt, of (bij eigen mest) van zodra die op het veld wordt opgeslagen.  
  • Zaaien en planten: omvat alle handelingen die worden uitgevoerd bij het zaaien en planten van gewassen. 
  • Irrigatie en drainage: omvat alle processen die te maken hebben met het irrigeren van gewassen en met het draineren van percelen.  
  • Gewasbescherming: omvat alle chemische, mechanische, biologische en fysische processen die met plaag-, ziekte- en onkruidbestrijding te maken hebben. Ook het beschermen van de teelt tegen weersinvloeden (vb. met vliesdoek) valt hieronder.  
  • Oogst: omvat het oogsten van het gewas, alsook het transport van het geoogste product tot op het landbouwbedrijf wordt in dit subsysteem meegenomen. Oogst kan machinaal of handmatig gebeuren i.f.v. de teelt en bestemming).  
  • Naoogstbewerkingen: omvat het verwerken van de oogstresten (afvoeren, onderwerken) en het inzaaien van vanggewassen of nateelten.  

Elk van deze 7 subsystemen vergt verschillende inputs en creëert één of meerdere outputstromen. Eigen en gepachte gronden vormen een algemene input voor het deelsysteem gewasbeheer. Transport van, naar, en bewerkingen met machines op het veld en de bijhorende benodigde brandstof en infrastructuur (tractoren, machines en werktuigen; incl. loonwerk), zitten in elk van de 7 subsystemen vervat. Naast energie en infrastructuur, vragen een aantal van de subsystemen om specifieke inputs. Bemesting en bekalking vereisen input van organische, anorganische of herwonnen (zogenaamde RENURE) meststoffen en kalk. Zaaien en planten vraagt om input van zaai-, plant- en pootgoed. Voor irrigatie en drainage kan elektriciteit als input nodig zijn voor het aandrijven van pompen en/of sproeisystemen en vormen ook water en specifieke infrastructuur (irrigatie- en drainagesysteem, pompen) inputs die het voorgrondsysteem binnenkomen. Inputs specifiek voor gewasbescherming zijn gewasbeschermingsmiddelen en water voor het aanmaken van de sproeivloeistof, maar ook vliesdoek als bescherming tegen vorst. Voor naoogstbewerkingen kan zaaigoed een input vormen, wanneer vanggewassen na de hoofdteelt worden ingezaaid.  

De belangrijkste interne outputstroom van het deelsysteem gewasbeheer die binnen de systeemgrenzen blijft, is het geoogste product dat op het bedrijf bewaard of meteen afgeleverd (input voor deelsysteem afleveren product) wordt. Ook de koolstofopbouw die volgt uit de handelingen binnen dit deelsysteem is een output die binnen de systeemgrenzen blijft (input voor deelsysteem koolstofbalans). Daarnaast brengt gewasbeheer ook outputs voort die de systeemgrenzen verlaten. Daaronder vallen co-producten als stro of andere gevaloriseerde oogstresten, maar ook directe emissies die ontstaan door mesttoediening en brandstofverbruik. Daar bovenop komen de indirecte emissies van de aanmaak van de verbruikte brandstof, elektriciteit , zaai- en plantgoed, meststoffen, gewasbeschermingsmiddelen, en de productie en afvalverwerking van machines en werktuigen.

2. Koolstofbalans

Binnen dit deelsysteem worden alle processen uit gewasbeheer meegenomen die voor veranderingen in het bodemorganische koolstofgehalte kunnen zorgen. Hieronder valt de aanbreng van organisch materiaal via bemesting of bodemverbeteraars, oogstrestenbeheer en inzaai van groenbedekkers, maar ook de koolstofaanbreng van het gewas zelf wordt meegenomen. Naast veranderingen in bodemorganische koolstof nemen we in dit subsysteem ook koolstofopslag in biomassa mee. De outputs zijn negatieve CO2-emissies, wat inhoudt dat de 4 processen onder dit subsysteem CO2 uit de atmosfeer vastleggen in de bodem en in biomassa en daardoor de klimaatimpact van het bedrijf verlagen.  

3. Afleveren product

De processen die onder dit deelsysteem vallen, zijn het triëren en opschonen (voor en/of na bewaring), verpakken en afleveren van het product. Machines voor opschonen en verpakken worden hier in rekening gebracht, alsook de benodigde energie, water en verpakkingsmaterialen. De outputstromen omvatten het afgeleverde product, naast de emissies door brandstofverbruik en de indirecte emissies gekoppeld aan de productie van elektriciteit, brandstof, verpakkingsmaterialen en infrastructuur.

4. Bewaring

Onder bewaring vallen alle processen die plaatsvinden vanaf het moment dat het product (na opschonen en triëren) de bewaarinfrastructuur binnenkomt en daar gestockeerd wordt tot wanneer het product opnieuw wordt verplaatst. Het sturen van het bewaarklimaat (via mechanische koeling en/of ventilatie) valt hieronder. Inputs omvatten machines nodig voor het verplaatsen van kratten of palloxen, de bewaarinfrastructuur (incl. ventilatoren, koelingsinstallatie), energie (brandstofgebruik bij verplaatsen van het product en elektriciteitsgebruik bij ventilatie, koeling en toepassing naoogst gewasbescherming). Outputs van dit deelsysteem die binnen de systeemgrenzen blijven, zijn de bewaarde producten, die als input dienen voor het deelsysteem afleveren product. De emissies die gepaard gaan met brandstofverbruik, alsook de indirecte emissies gekoppeld aan de productie van elektriciteit, brandstof, bewaarinfrastructuur, machines en eventuele naoogst gewasbeschermingsmiddelen zijn outputs die de systeemgrenzen verlaten.